De Aansprakelijkheid van de Bewindvoerder
Afgezien van een verzoek tot ontslag van de betreffende bewindvoerder, biedt de wet de mogelijkheid tot aansprakelijkstelling van de bewindvoerder in artikel 1:444 BW: ‘Een bewindvoerder is jegens de rechthebbende aansprakelijk, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder te kort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.’ Normaal gesproken komen de gevolgen van het bewind voor rekening van de betrokkene. De bewindvoerder is echter aansprakelijk voor schade die ontstaat doordat hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschiet. De kantonrechter heeft hierbij een toezichthoudende taak. Dat kan meebrengen dat de kantonrechter aangifte zal moeten doen bij ontdekking van ernstige strafbare feiten, zoals verduistering.
Op grond van artikel 1:362 BW (dat volgens artikel 1:445 lid 4 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind) kan de rechter ambtshalve de schade vaststellen die de rechthebbende door slecht bewind van de bewindvoerder heeft geleden en de bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen. (Zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 19 juni 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2381, rov. 3.7.3). De rechthebbende kan dit zelf aan de rechter vragen via een klachtenprocedure bij de kantonrechter, maar ook via de formele weg van een dagvaarding in eigen naam.
Wat wordt dan gezien als ‘in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschieten’? Een bewindvoerder is bijvoorbeeld aansprakelijk jegens de rechthebbende door na te laten bezwaar te maken tegen het besluit van de gemeente tot intrekking van de bijstandsuitkering van de rechthebbende. De bewindvoerder heeft dan niet zorgvuldig gehandeld; het vermogen van de rechthebbende is niet goed beheerd. Wat verder als onvoldoende wordt gezien hangt af van alle feiten en omstandigheden zoals die op dat moment bij de bewindvoerder bekend zijn of hadden moeten zijn.